Wijzigingen bedrijfsopvolgingsregelingen

Het Kabinet heeft de uitkomsten van het vervolgonderzoek naar verbetering van de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen gepresenteerd. Het doel is een eerlijkere behandeling en vereenvoudiging van de regelingen voor ondernemers en erfgenamen. De brief van 29 juni jl. aan de Tweede Kamer met de voorstellen, vindt u onder aan de nieuwsbrief.

In de Voorjaarsnota had het Kabinet reeds maatregelen voorgesteld in de bedrijfsopvolgingsregeling en de doorschuifregeling voor het aanmerkelijk belang (hierna BOR respectievelijk DSR). In de brief aan de Tweede Kamer gaat het Kabinet dieper in op de voorstellen. De maatregelen maken deel uit van het Belastingplan 2024 en zullen gefaseerd ingaan vanaf 2024 en daaropvolgende jaren. De voorstellen omvatten het volgende:

  1. Aan derden verhuurd vastgoed wordt standaard als beleggingsvermogen aangemerkt in de BOR en DSR vanaf 1 januari 2024.
  2. Het percentage van de vrijstelling going concernwaarde in de BOR wordt aangepast, zodat vanaf 2025 100% is vrijgesteld voor zover de going concernwaarde van de onderneming niet meer bedraagt dan € 1,5 miljoen euro. Het vrijstellingspercentage over het meerdere bedraagt 70%.
  3. De 5% doelmatigheidsmarge wordt afgeschaft.
  4. Keuzevermogen kwalificeert slechts voor de BOR/DSR voor zover in de onderneming gebruikt.
  5. Toegang tot de BOR en DSR wordt beperkt tot reguliere aandelen met een minimaal belang van 5% in het geplaatste kapitaal.
  6. Vervallen van de dienstbetrekkingseis in de DSR.
  7. Toepassing van de BOR en DSR bij schenking slechts mogelijk als de verkrijger minimaal 21 jaar is.
  8. De bezits- en voortzettingseis in de BOR worden versoepeld.
  9. Constructies zoals rollator-investeringen en BOR-carrousel worden aangepakt.

Vastgoedmaatregel 

Een belangrijke wijziging betreft bedrijfsmiddelen met een gemengd gebruik (i.e. zowel voor zakelijk als voor privégebruik). Alleen het zakelijk deel komt voortaan in aanmerking voor de faciliteiten. De maatregel geldt echter alleen voor vermogensbestanddelen met een waarde in het economische verkeer van minimaal € 100.000 op het moment van verkrijging en een gebruik voor andere dan ondernemingsdoelen (lees privé) van meer dan 10%.

Onroerende zaken voor zover die worden gebruikt voor de eigen bedrijfsuitoefening (binnen het eigen concern, waaronder dus kwalificerende verbonden lichamen) vallen niet onder deze vastgoedmaatregel. Kortdurende terbeschikkingstelling in de dienstensector, zoals bij hotelkamers, cafés, restaurants, tennishallen, bowlingbanen en squashbanen valt eveneens niet onder de maatregel.

Reguliere aandelen met een minimaal belang van 5%

Toegang tot de faciliteiten wordt beperkt tot reguliere aandelen met een minimaal belang van 5% in het geplaatste kapitaal. Alleen reguliere aandelen die volledig meedelen in de winstgerechtigdheid en liquidatieopbrengst met een belang van ten minste 5% hebben voortaan toegang tot de BOR en DSR. Tracking stocks, opties op aandelen en winstbewijzen, en belangen van minder dan 5% van het geplaatste aandelenkapitaal, geven niet langer toegang tot de faciliteiten.

Verkrijger minimaal 21 jaar 

De dienstbetrekkingseis in de DSR ab wordt afgeschaft. Daarvoor in de plaats wordt een minimumleeftijd van 21 jaar ingevoerd voor de verkrijger bij schenking. Een uitzondering hierop is dat de verwateringsregeling (een indirect ab van ten minste 0,5% dat uitsluitend is verwaterd door vererving, huwelijksvermogensrecht of schenking) blijft gelden voor reguliere aandelen. Daarnaast blijft de faciliteit ook gelden voor preferente aandelen die in het kader van een gefaseerde bedrijfsoverdracht zijn uitgegeven. Het begrip preferente aandelen wordt gedefinieerd.

Bezit- en voortzettingseis

Het Kabinet stelt aanpassingen voor om de bezits- en voortzettingseis in de BOR te versoepelen om meer flexibiliteit te bieden bij wijzigingen in de structuur. Deze knelpunten doen zich vooral voor bij bedrijfsopvolging via aandelen, maar ook bijvoorbeeld bij de IB-ondernemer die tijdens de bezits- of voortzettingsperiode zijn onderneming ruisend wil inbrengen in een bv. Het uitgangspunt van de voorgestelde aanpassingen is aansluiten bij de gerechtigdheid van de onderneming. Daarmee worden meer wijzigingen en herstructureringen mogelijk zonder dat toepassing van de faciliteiten in gevaar komt. Bij wijzigingen in de structuur van de onderneming bijvoorbeeld bij verhangingen en splitsingen/fusies, waarbij de gerechtigdheid/het belang van de aandeelhouder tot de onderneming materieel gezien niet wijzigt), vormen de bezits- en voortzettingseis door de voorgestelde aanpassing dan niet langer een belemmering. Het kabinet is daarnaast voornemens om de vijfjaarstermijn in de bezits- en voortzettingseis in te korten. In de nadere uitwerking van de aanpassingen in de bezits- en voortzettingseis onderzoekt het Kabinet hoe deze verkorting het beste vormgegeven kan worden.

Tegengaan rollatorinvesteringen en BOR-carrousel

Bij zogeheten ‘rollatorinvesteringen’ vormen vermogenden (vaak op hogere leeftijd) hun niet-ondernemingsvermogen zodanig om, dat dit gaat kwalificeren als ondernemingsvermogen. Hierdoor wordt de volgorde omgekeerd. De BOR wordt immers niet toegepast om de continuïteit van een bestaande onderneming niet te bedreigen, maar om de BOR toe te passen wordt een onderneming gestart. Hiermee kan in gevallen een aanzienlijke besparing op de heffing van schenk- en erfbelasting worden bereikt bij schenking of vererving van dat vermogen. Dergelijke constructies worden aangepakt. Daarbij wordt gedacht aan het verlengen van de bezitstermijn voor een erflater en schenker die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. De precieze maatvoering wordt nog onderzocht, maar gedacht kan worden aan een stapsgewijze verlenging van de bezitstermijn met een bepaalde termijn per jaar bóven de AOW-gerechtigde leeftijd tot een bepaalde maximale bezitstermijn.

Bij BOR-carrousel constructies kunt u denken aan situaties waarbij ouders hun onderneming schenken aan het kind met toepassing van de BOR. Na het verstrijken van de voortzettingstermijn van vijf jaar koopt de ouder de onderneming terug met vrije vermogen (zoals spaargeld). Vervolgens wordt de onderneming, na het verstrijken van de bezitstermijn van vijf jaar opnieuw aan het kind geschonken met toepassing van de BOR. Op deze wijze heeft het kind niet alleen de onderneming (nagenoeg) vrijgesteld van schenk- en erfbelasting ontvangen, maar de facto ook het spaargeld van de ouders. Andere, meer ingewikkelde varianten zijn echter ook mogelijk.

Met de voorgestelde maatregelen wil het kabinet de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen transparanter, eenvoudiger en effectiever maken voor zowel kleine als grotere ondernemingen. Hierdoor worden fiscale voordelen beter benut en wordt de overdracht van bedrijven gestimuleerd.

Aktie

Voor concrete adviesoplossingen specifiek voor uw onderneming nodigen wij u graag uit om contact op te nemen met ons. We staan klaar om u te ondersteunen bij het beoordelen van de gevolgen voor uw situatie en het ontwikkelen van een pasklare adviesoplossing die aansluit bij uw behoeften.

Neem vandaag nog contact met ons op en maak gebruik van onze expertise om optimaal te profiteren van de nieuwe mogelijkheden.

Bron: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2023/06/29/kamerbrief-uitkomsten-vervolgonderzoek-bedrijfsopvolgingsregelingen